zaterdag 26 januari 2008

Alle glorie is manie


Ik zat rustig in het zand te schrijven, toen de zee zich op een vreemde manier verhief. In de verte rolde een kraag van schuim naar de kust, steeds sneller en steeds dikker. Een gedonder leek onafhankelijk van het beeld mee aan te zwellen. In een reflex drukte ik mijn handen tegen mijn oren. Nog voor het gewicht op me neerstortte leek mijn borst al in elkaar gedrukt. Ik kon nog net mijn rug krommen en in het wit van bruidsjurken en van vuile sneeuw kijken, het wit van transparante regen en van melkachtig glas.

Toen boorde een krakend geraas zich in al mijn lichaamsopeningen. Ik draaide om. En nog een keer. Onder water stoof het zand in trage wolken op. Met weinig succes zochten mijn trappelende benen naar vaste grond. Het kolkende wit – wit in al haar kleuren – hield me als andere zandkorrels in haar muil.

Dagen later spoelde ik aan op het strand. Ik kon nog zien hoe de golf kromp, terwijl kleine geluiden van meeuwen en mensenstemmen opnieuw hoorbaar werden. De golf trok zich onwillig terug in de zee, de kraag werd kleiner, tot hij tenslotte uit het zicht verdween.