woensdag 12 december 2007















Ronda is een klein stadje, een uitgegroeid dorp in de provincie Málaga. Rilke, Welles en andere beroemdheden werden betoverd door de ligging op gigantische rotsen. De uitzichten zijn inderdaad adembenemend.

De toeristen zijn minder mooi. Deze uitgezonderd, natuurlijk.

(Foto: Julien Keutgen)

maandag 10 december 2007

Oren achterna, meisjeslichaam mee

Ik wandelde in het centrum van Sevilla, naast de beroemde kathedraal, toen ik opzwepende flamenco-muziek hoorde vanuit een restaurant. De ramen van het half onder de grond liggende etablissement waren afgedekt met witte gordijntjes, de gepolijste houten deur blonk met goudwerk. Het menu achter glas toonde redelijk dure prijzen. Ik stond voor de deur en luisterde naar de mannenstemmen, het ritmische geklap en de vlammende gitaar. Onweerstaanbaar. Ik opende de deur, toch enigzins verlegen, in de verwachting dat chique uitgedoste klanten bij hun maaltijd van een optreden genoten.

Zeven mannen zaten om een lange tafel vol halflege glazen en de resten van een maalijd. Toen ze me zagen werd ik als een verwachte vriend uitbundig begroet, hoewel ik hen nog nooit eerder had gezien. Een man van middelbare leeftijd in een fluwelen vest maakte woeste wenkbewegingen, en toen ik het trapje afdaalde wees hij naar een stoel aan een andere tafel. Ik had geen keuze, ik moest me bij hen voegen. “Welkom, welkom! Wat drink je? Cola? Met een beetje whisky?” Ik wees de whisky af, de cola en de muziek niet.

Ze gingen verder met zingen. Allemaal waren ze ouder dan vijftig, behalve de gitarist, de zanger naast hem en een dronken jongeman die aan mijn rechterkant zat en zijn begerige ogen te veel op mij richtte.

Ik ben een beeje gefascineerd door flamenco. Het is de moeilijkste muziek die ik ken. Ik heb me in oktober ingeschreven bij een peña in Huelva, een flamencoclub, die één keer per week zanglessen in een groep van ongeveer 15 mensen organiseert. De lessen drijven me tot wanhoop. Ik tors het enorme nadeel mee dat ik niet met flamenco ben opgegroeid. De ritmes zijn complex en telkens verschillend. De enige palo die ik tot nu toe goed kan onderscheiden is die van Huelva, de fandango: drie tellen. De manier van zingen is eenvoudigweg onbegrijpelijk voor mij. Ik begrijp niet hoe ze hier zonder buikademhaling en mét kettingrookgedrag eindeloos lange uithalen kunnen produceren. Als iemand begrijpt hoe dat kan, leg dit mysterie dan alsjeblieft aan me uit. De medolodieën zijn erg moeilijk te onthouden en niemand heeft van partituren gehoord. Het is behoorlijk hopeloos, flamenco leren. Niet helemaal hopeloos, maar het zal jaren duren voor ik een aanvaardbaar niveau haal. In elk geval zijn de lessen een heel goede oefening in relativeren en inperken van mijn ego.

De mannen in het Seviliaans restaurant waren geweldig op muzikaal vlak. Hun babbels vloeiden over in ritme en liederen alsof er magie mee gemoeid was. Flamenco is behalve de moeilijkste ook de meest emotionele muziek die ik ken – als andere artiesten zo ver zouden gaan, zou ik me gegeneerd voelen. Maar in de flamenco is dat één van de fundamenten. De normaalste zaak van de wereld is het, om uit te schreeuwen hoe erg je gekwetst bent door een vrouw of hoe lieflijk je dorp is. En de zangers beleven het ook helemaal terwijl ze zingen. Het hoofd van de kalende gezette zanger werd vuurrood terwijl hij alles gaf, zijn vuisten werden wit terwijl hij ze balde, de ogen van de anderen werden vochtig, een man zonder voortanden sloeg zijn handen tegen zijn bijna haarloze schedel. Toen zongen ze weer allemaal samen een heel couplet met hun machtige stemmen, handen sloegen één-twee-drie-vier-vijf-zes-zeven-acht, op de juiste momenten klonk het bekende “Olé!”.

De ober, het type dat je in een ouderwetse detective film ziet, in traditioneel wit-zwart uniform en met onberispelijke obermanieren, bracht me onmiddellijk een nieuwe cola toen die uit was. Ik vroeg hem hoeveel de rekening bedroeg, maar hij schudde zijn hoofd. Don Manuel, de man die me had bevolen om naast hem te gaan zitten, betaalde het laat uitgelopen middagmaal van de groep met een blinkend gele Visakaart.

“Het is een privilege om hier te zijn, een privilege, met deze uitzonderlijke muzikanten van deze streek!” bulderden ze mij toe. Ik lachte en knikte beleefd, te laf om iets anders te doen.

Behalve mijn naam vroeg niemand me wat, en niemand had zin om met me te praten. Ik ving op dat ze uit het dorp El Rocío kwamen, bekend van de jaarlijkse pelgrimstocht vanuit Huelva, waaraan naar schatting een miljoen mensen deelneemt.

Een lied ging over een beminde en iedereen wees naar mij. Blauwe sigarenrook van Don Manuel omringde me. Ik begon me ongemakkelijk te voelen.

De jongeman aan mijn rechterkant stond af en toe op om wat danspassen te maken en trok mij nu uit mijn stoel om met hem te dansen. Met alle moeite van de wereld slaagde ik erin om terug te gaan zitten. Flamenco dansen heb ik nog nooit geprobeerd, en ik begin er voorlopig ook niet aan.

“Morgen geef ik een feest in mijn dorp. Ik nodig je uit. Mijn chauffeur komt je halen. Geef me je telefoonnummer,” riep Don Manuel uit. “Morgen ga ik naar Ronda,” anwoordde ik. Hij was woest. Beledigd. Spoorde me aan om het ritme mee te klappen dat ik niet kende. Hij vloekte.

De jonge man vroeg me in het Engels wat mijn naam was, om te bewijzen dat hij Engels kon, maar verwarde nombre met number. Hij gaf klopjes op mijn dij en bleef me maar aankijken.

Iemand anders opende de deur van het restaurant, een man die meteen meezong met de flamenco. Don Manuel schreeuwde iets en maakte gebaren die de indringer het restaurant moesten uitvegen. De ober stoof haastig naar de deur, duwde de man naar buiten en sloot de deur met een sleutel.

Ik stond op toen mijn tweede cola achter de kiezen was en een lied eindigde. Ik dankte de heren voor de prachtige muziek en ze joelden en lachten en gooiden hun armen in de lucht. Don Manuel keek me niet aan, maar gromde woedend tegen zijn gsm, nog steeds zwaar beledigd dat ik niet op zijn uitnodiging was ingegaan.

De ober deed de deur open met zijn sleutel en sliste verachterlijk: “Adiós, guapa!” Zijn vingers streken over mijn rug.

Mijn pas ging steeds sneller terwijl ik van de kathedraal wegwandelde.


dinsdag 4 december 2007

Samenwonen eenzijdig opgeheven

Ik heb twee en half jaar samengewoond met Karen, een periode vol problemen voor ons beiden, en vol successen. Op een bepaald moment dacht ik eraan om 'm te smeren, maar ik besefte al gauw dat ik dat tegenover haar niet kon maken. Even later ging hetzelfde door haar hoofd. We zijn keigoede maten geworden. Misschien gewoon omdat zij extreem humoristisch uit de hoek kan komen, en ik dat en haar eerlijkheid apprecieer. Haar redenen moet je haar zelf maar vragen. In elk geval, ze zei me ooit: “Als we verhuizen, zullen we elkaar waarschijnlijk uit het oog verliezen. Ik ben immers iemand die leeft volgens 'uit het oog, uit het hart'.” Is dat niet verbazend eerlijk, omdat ze ook wist dat ik zo helemaal niet ben, en omdat ik haar in één van mijn pathetische buien haast smeekte om me niet te vergeten? Echt een coole meid, my dear Mister Egg.

Tot nu toe, tot beider verbazing, heeft ze ongelijk gehad. Onlangs schreeuwde ze namelijk paniekerig door de telefoon: “Help, Elke, ik verander in u!” Ja, ja, ze krijgt een hekel aan televisie en zo van die dingen.

Zotten begrijpen elkaar.

Dina is niet gek. Dina heeft me de deur gewezen. Na twee maanden. Wat een onvolwassen en impulsieve daad. En vooral niet erg lief.

Nochtans heb ik nog nooit zoveel schoongemaakt als in de laatste maanden. Kleren en lakens elke week proper gewassen. Direct afgewassen na het eten. Ik ben haar trouwens dankbaar voor het inhameren van die discipline. Benieuwd of ik het volhoud.

Ze kan geen concrete redenen geven voor haar beslissing om me in elk geval de deur te wijzen. Alleen dit: “We zijn totaal verschillend. We hebben andere werkuren en andere ways of life. Ik voel gewoon duidelijk aan dat dit een goede beslissing is.” En ik die dacht dat verschillend zijn nu net het interessante van ons samenwonen was.

Toevallig heeft ze in oktober een landgenote ontmoet met wie ze goed kan opschieten. Dat meisje woont samen met een Française die geen van beide erg leuk vindt. De oplossing: wisselen van woonplek. Ikke bij het veelvuldig verwenst Frans meisje, de twee vriendinnekes gezellig samen. In Dina's appartement natuurlijk. Ik verhuis.

Ik vind het egoïstisch, onvolwassen, impulsief. Ik ben best wel teleurgesteld. Ik heb echter het huurcontract niet mee ondertekend, en sowieso zou ik het liever nu al afbollen, na zoiets onnozels.


Karen, ben ik niet de leukste zottin waarmee je ooit hebt samengeleefd?

En Pierre?

En Dietrich wil wel met mij trouwen!


Ach ja, originele, intelligente, mensenlievende schatten worden alleen door gelijkaardige mensen verdragen, zullen we maar zeggen.


Morgen ga ik trouwens naar Sevilla en daarna naar Ronda met Julien. Hopelijk heeft Dina nadien mijn spullen nog niet bijeengepakt. En dat de verkeersgoden ons goed gezind mogen zijn, want ik ga met een huurauto de Andalusische wegen onveilig maken!


Liefs van uw bijna-dakloos bloggerke.

Zou mijn uitnodiging van die interessante dakloze man in onze keuken voor Dina trouwens de doorslag hebben gemaakt?


vrijdag 30 november 2007

Verplicht verjaren

“Nog tien minuten en dan ben je negentwintig!” riep zij als anwoord op mijn aankondiging dat ik ging slapen.

“Euh... ja?” Ik begreep niet meteen waar deze schreeuw vandaan kwam. Ochot, viel me toen binnen, ze wou me feliciteren om twaalf uur!

“Zo belangrijk is het niet,” repliceerde ik hardvochtig en wandelde de kamer uit.

“Nog ZES minuten!” hoorde ik haar zuchten.

“Ni-night, Dina.”


Ik begrijp die obsessie met tellen niet. Van kindsbeen af was ik heel slecht met cijfers, toegegeven. Misschien, of waarschijnlijk, hebben ze een magie die mij volledig ontgaat.

Ik ken iemand die niet weet in welk jaar hij is geboren, en die daarmee in kafkaiaanse toestanden is beland. Om niet te spreken over de vele monden die openvallen als hij vertelt dat hij niet precies weet hoe oud hij is.

“Het laatste jaar van je twenties!” hoorde ik Dina gillen. Het klonk alsof het het laatste jaar van mijn leven zou zijn. Ik wandelde terug en zette de beleefde glimlach op die ik heb geleerd en er maar niet uit krijg.

“Ik verheug me op mijn thirties. Dat wordt het decenium van mijn leven,” zei ik haar.


Mijn twenties waren niet slecht en niet goed, alleen héél slecht en héél goed. Mijn tienerjaren waren verschrikkelijk. Onder de tien jaar heb ik slechts enkele minder leuke herinneringen, maar vooral de gelukzalige herinnering aan spelen, spelen, spelen, toen er nog geen tijd bestond en alleen leven. Voor de komende tien jaar plan ik minder pieken en dalen, vooral minder dalen. Ik streef naar een lange horizontale streep in mijn gemoedsleven. Het ziet ernaar uit dat ik dat kan bereiken, als ik oplettend blijf. Verder wil ik mijn vrienden blijven koesteren, mijn nieuwsgierigheid blijven stillen en alle duizenden indrukken die ik telkens weer krijg door mijn lichaam laten gaan en in een andere vorm er weer uittoveren. Ik vind het artistieke proces erg vergelijkbaar met eten, verteren en schijten.


Tot daar de gevolgen van mijn verjaardag: even stilstaan bij lange termijnplannen. Alleen maar omdat Dina er zo indramde hoe belangrijk het is te verjaren.


“Geloof jij?” vroeg mijn uiterst sympathieke buurman me op een avond. We zaten in zijn woonkamer en het was ongeveer even laat als het nu is (half vijf). In het appartement naast ons had Dina een feestje georganiseerd en de muziek en het geroep bonsden tegen de muren.

Ik schudde van nee.

“Waar geloof jij in?” Het is heel zeldzaam dat iemand je zoiets vraagt, en dit is één van de redenen waarom ik Adolfo uiterst sympathiek vind. Dat hij zo'n dingen vrààgt, en met geen andere agenda dan uit oprechte nieuwsgierigheid.

Ik dacht even na, maar had al snel een antwoord: “Ik geloof in het leven.” Het klinkt cliché, maar wat moet je anders als je nu eenmaal in een lang vervlogen lente bent verwekt, als je sindsdien gegroeid en ontwikkeld bent, zoals een plantje of een dier, als je uit het niets bent voortgekomen en als dat leven nu jouw alles is tot je weer niets wordt?

Ik geloof niet alleen in mijn leven, maar in de levens van alle mensen, dieren en planten en organismen die ik zie. Eerst zien en dan geloven, zeggen ze, en mijn god, ik kijk mijn ogen uit. Want jullie zijn allemaal ongelooflijk. Onvoorspelbaar, geschift, mystiek, lelijk, en als je goed kijkt en luistert steeds veelzeggender. Net zoals de kunst waar ik van houd.


woensdag 21 november 2007

Gek

Gisterennamiddag was ik op zoek naar de flat van een kennis. Ik liep verloren in het functioneel, inpiratieloos appartementsblok, één van de velen hier in Huelva. Aan de buitenkant leek het gebouw te bestaan uit twee smalle dozen die in elkaar schoven, aan de binnenkant was er aan het kruisingspunt een centrale ronde plek. Het was een groot rond gat, de zijkanten ervan flauw verlicht door wat daglicht dat van boven doordrong. Hoewel er een balustrade was gezet, gaf het de indruk van een val. De flats lagen verspreid rond dit middenpunt, de voordeuren verborgen in inhammen.

Appartement 7E, waar lag dat in godsnaam verborgen in deze bizarre binnenkant van een levensloos monster? Ik liep al een tijdlang rond op de zevende verdieping, maar vond slechts op sommige deuren een letter naast een naamkaartje dat ik amper kon lezen wegens het gebrek aan licht – waar vond ik trouwens een lichtknop? Er dook een nieuwe inham op in mijn gezichtsveld. Een deur stond op een kier. Ik was er nu van overtuigd dat ik op de plek was waar ik moest zijn, want toen ik beneden aanbelde had Carlos zijn deur natuurlijk open gelaten zodat ik meteen binnenkon.


“Hola!” riep ik terwijl ik de deur openduwde en zelfverzekerd naar binnen liep. Een onbekend meisje in sjofele kleren stond op twee meter voor mij en keek met bedwelmend grote ogen recht in de mijne. In een fractie van een seconde kromde ze haar rug een beetje, als een kat. Ze legde haar linkerhand op haar rechterbovenarm terwijl ze op zachte toon antwoordde: “Hola.” We stonden even versteend tegenover elkaar, zoals je doet in een onverwachte, niet meteen te plaatsen situatie.

Ze droeg een korte jeansbroek, soldatenlaarzen en een openhangende bordeaux sweatshirt. Onder de sweater droeg ze een fijne zwarte top die een tenger lichaam aftekende. Behalve haar handen met zwarte vingers waren ook haar benen bedekt met verfspatten. Haar haar was een krullende chaos die haar oren bedekte en haar voorhoofd tot net boven haar ogen. Rond haar lange hals hing een eenvoudig dun touwtje.

“Ben jij een vriendin van Carlos?” vroeg ik toen in mijn gebroken Spaans, al wist ik ergens al dat ik op de verkeerde plek was. “Sí. Pasa.” antwoordde ze en deed een stap naar achter. Dit antwoord verwarde me, omdat het contrasteerde met haar lichaamstaal en de omgeving. Ik wist nu zeker dat ik op de verkeerde plek was, want het leek niet eens op een flat. Net als in de gang brandde hier geen licht, slechts een zwakke veeg daglicht kwam van ergens waar een raam moest zijn. Het meisje draaide zich om en wandelde enkele meters naar binnen. “Pasa, pasa,” herhaalde ze, haar smalle rug naar mij gekeerd. Ze wandelde weg en ik stond onbeslist in de gang, maar al gauw kwamen mijn benen in beweging en wandelde ik zonder nadenken achter haar aan.


Aan het einde van de gang was er een kamer met een klein raam waardoorheen vuil licht een rommelige boel zichtbaar maakte. Een enkel bed stond in de hoek aan het raam, er lagen verfrommelde lakens en dekens en twee kussens tegen de muur, en op het bed lagen boeken en papieren en schrijfgerei. Op het einde van het bed, op een stoel en op de grond lagen kleren verspreid. Een fles water en een radio stonden naast het hoofdeind. Verder zag ik een ezel met een doek van minstens een meter op anderhalve meter. Tubes verf, penselen, een paletmes en een pot troebel water stonden op een zelfgebouwd staketsel naast de ezel .

Het meisje stond in het midden van de kamer terwijl ik aan de rand bleef staan. Plots zette ze er de pas in en nam mijn hand. “Siéntate,” zei ze, ga zitten, terwijl ze me naar het bed trok. De lakens en dekens en papieren bewogen op en neer toen ik me ertussen liet vallen.

“Pintas?” vroeg ik, schilder je? Een overbodige vraag, maar ik voelde me gedwongen om met haar een conversatie te beginnen.

“Sí,” zei ze alleen maar en ze draaide zich weer om en verdween in een opening die naar een andere ruimte leidde, ik veronderstel dat het een kleine keuken was. Ze bleef er een tijdje en kwam toen terug met een dampende kop. Zonder een woord drukte ze de kop in mijn handen. Het was donkere, sterk geurende thee.

“Pinto,” zei ze toen, en ze draaide zich om en begon te rommelen met penselen en verf.

Zolang ik thee dronk zei ze niets, maar schilderde ze. Ze schilderde niet ingehouden, niet voorzichtig, maar zenuwachtig, gehaast en bijna gewelddadig. Ze mengde kleuren op haar palet en sloeg het mengsel haast tegen het doek, ze bewoog haar magere rechterarm zo wild dat ik me afvroeg of de ezel zou wankelen. Na elke aanval deed ze een stap naar achter en inspecteerde het resultaat, waarna ze weer naar voor stapte en driftig veranderingen aanbracht.

Zolang ik thee dronk had ik het gevoel dat ik een reden had om in de kamer te zijn. Toen mijn kop leeg was, zette ik die voorzichtig op de grond en vroeg me af wat ik nu moest doen. Carlos was ondertussen misschien ongerust.

Dit meisje en ik waren volslagen vreemdelingen voor elkaar en ik hoorde te denken dat mijn aanwezigheid hier niet paste. Ik voelde me echter best comfortabel in deze omgeving, die niets van me scheen te vragen behalve mijn aanwezigheid.

De chaos van de kamer betekende een overtuigde overgave aan het schilderen. Hoewel het slechts mijn associaties waren, veronderstelde ik dat dit meisje – god, ik wist niet eens haar naam – leefde voor het gevecht met verf en doek en dat de rest van de wereld haar min of meer gestolen kon worden. Een eiland in een wereld van verwachtingen, wetten, voorgeschreven handelingen en algemeen aangenomen formules voor het omgaan met elkaar.

Ik besloot om te blijven zitten waar ik zat tot er van ergens verandering kwam. Ik schoof verder op het bed en leunde tegen de muur, wilde mijn schoenen uittrekken maar vond dat toch wat te familiair in het huis van iemand met wie ik nauwelijks een woord had gewisseld, dus zat ik met mijn benen gestrekt en probeerde te ontdekken hoe en wat ze schilderde. De kamer baadde in stilte, behalve het geruis van het verkeer buiten, en de geluiden van het verbeten schilderen op enkele meters van mij.


Na een kwartier of langer, scheen ze een pauze te nemen. Ze deed een paar stappen naar achter en keek lange tijd naar haar werk, bracht nog wat vegen aan maar met minder geweld, ze werkte af. Ten slotte veegde ze het penseel af aan een lap stof en deed hetzelfde met andere penselen die ze had gebruikt. Ze zette ze voorzichting in een glazen pot gevuld met een doorschijnende vloeistof, en stapte naar achteren tot ze naast me stond, nog steeds naar haar werk kijkend. Voor het eerst had ik nu ook een volledig zicht op haar werk. Het was een borstbeeld met ogen die me een onbehaaglijke rilling bezorgden, en een ander figuur ernaast dat me voorkwam als een spiegelbeeld van het eerste, maar dit figuur was een kwartslag gedraaid en met de verhoudingen was opzettelijk geknoeid. Het leek een misbaksel, hoewel het 'juiste' gezicht met de superieure blik en gereserveerde houding me meer afstootte.

“Te gusta?” vroeg ze, bevalt het je? Ze was naast me gaan zitten en haar blik was nog steeds op haar werk gericht.

“Sí,” antwoordde ik naar waarheid, “Maar wat ...?”

“Sssst!” onderbrak ze mijn vraag.

“Pero...”

“Cállate,” beval ze en keek me voor het eerst sinds ze was beginnen schilderen aan. Zwijg.

Als iemand anders me had bevolen te zwijgen, was ik verontwaardigd rechtgestaan en weggelopen, en misschien had ik die persoon als halfgaar bestempeld. Niet hier.


Ze stond weer recht en liep naar een hoek van de kamer. Ze hurkte en haalde uit een stapel papieren een boek. Ze wandelde ermee naar mij en drukte het boek in mijn handen.

Een wereld van schetsen in houtskool en verf opende zich. Figuren die schenen na te denken of met verschrikte ogen te observeren. Vaak twee of meer figuren op één blad, maar sommigen onderstenboven of doorheen een ander figuur. Donkerbruin, grijs en donkergroen waren de voornaamste kleuren. Soms doorboorde een lang, stomp object een borstkas. De figuren schenen geen geslacht te hebben, het konden mannen of vrouwen zijn, of mischien waren het alleen maar mensen en deed het geslacht er niet toe. De ogen waren allemaal groot, bijna hol, en de monden klein, verschrompeld. Soms opende een mondje zich als om iets te zeggen, maar het totale beeld, de kleuren, de hoofden en borstkassen, de interactie van de lichamen reduceerden deze daad.


Het geluid van mijn gsm scheurde de intimiteit in tweeën. Ik gooide het schetsboek in haar schoot en grabbelde naar mijn schoudertas. Ik moest zo snel mogelijk dat gejank doen stoppen. Uiteindelijk had ik het apparaatje in mijn handen. De stem van Carlos: “Elke, waar ben je?”

“Ik ben bij een buurvrouw van jou. Ik kon je flat niet vinden.”

“Bij wie ben je?”

“Ik ken haar naam nog niet. Ze... ze schildert.”

“Oh god. Wacht daar op mij. Ik kom meteen.”

Klik.


Zij had een boek vastgenomen en bladerde er snel in. “Disculpa,” bracht ik eruit, al was er objectief gezien niets om me voor te verontschuldigen.

Ik prutste aan mijn nagels, dacht aan Carlos, toen ze het boek in mijn handen drukte. Ze katapuleerde me weer in haar wereld. Ik zag schilderijen die leken op wat ze op de ezel had gemaakt, en onderaan las ik de naam van de kunstenaar: María Luz Pérez González. Een naam zoals de helft van vrouwelijk Spanje er één heeft.

“María?” vroeg ik, haar aankijkend.

“Luz,” zei ze, en ik lachte plots, omdat er zowel in de kamer als in het gebouw en op haar schilderijen bitter weinig licht te bespeuren viel.

“Encantada,” zei ik en ik stak mijn hand uit.

Zij keek in het boek en beanwoordde mijn groet niet. Ik nam haar hand vast, en sprak mijn naam uit. Ze keek op, eindelijk keek ze me nog eens aan, en ze herhaalde: “Elke.” Weinig mensen in Spanje slagen erin mijn naam na een eerste keer luisteren juist te herhalen.


Carlos bonkte op de voordeur en stapte haastig de kamer in. “Hola, qué pasa, Luz, dit is mijn vriendin Elke...” De rest van zijn woordenvloed ontging me. Ik stond op van het bed en nam nogmaals haar hand vast. “Nos vemos,” we zien elkaar nog. Haast onmerkbaar knikte ze. En toen anwoordde ze: “Encantada.”

“Ze is gek,” zei Carlos lichtjes hijgend terwijl we door de gang beenden. “Hele dagen zit ze in haar kamer. Ze komt amper buiten. Soms trekt ze je zomaar haar flat binnen, maar je kan nauwelijks een gesprek met haar voeren. De volgende keer moet je meteen naar mijn flat komen.”

“Waarom?” vroeg ik brutaal.

Hij negeerde mijn vraag, had die waarschijnlijk niet gehoord. Vrolijk gilde hij vanuit de woonkamer van zijn flat, waar we ondertussen beland waren: “Ben je klaar om te gaan fitnessen?”


vrijdag 2 november 2007

adres

Hysterische fans bestoken mijn mailbox met de vraag wat mijn adres is, hier in het hete zuiden. Inderdaad, uw blog-goeroe verjaart binnenkort. Kaarten, bloemen, champagne, taarten waaruit meisjes tevoorschijn springen en nog veel meer kan u rond 30/11 kwijt op:

Calle Aviador Ramon Franco 5, piso 4B
21003 Huelva

donderdag 1 november 2007

Pij-ijn

Ik ben zo iemand die pijn en ongemak altijd moet delen met iemand om het draaglijk te maken. Hier in Huelva vertik ik dat echter omdat ik niemand heel goed ken, dus zijn eventuele lezers hiervan de dupe. (Ik begin trouwens te beseffen dat er maar één persoon is die deze blog leest, dus uiteindelijk ben jij de enige dupe, mama. Leve de ongeremde en compleet nutteloze volschrijverij van het www!)

Eén. Gisteren heb ik voor het eerst sinds ergens in juli nog eens een dag niet gerookt. Gevolg (behalve smachten naar een sigaret uiteraard): de hele afgelopen nacht liggen hoesten, tot mijn keel en longen zo'n pijn deden dat ik vreesde kanker te hebben ofzo. Vreemd hoor, dat ik altijd pas écht begin te hoesten als ik een poging tot stoppen met roken doe. Kan iemand me dit uitleggen?

Twee. Sinds een dag of vier heb ik pijn in de overgang tussen mijn rechterpols en -hand. Typen en schrijven gaan nog (dank u lieve muze, beschermengel!), maar zowat al de rest wat ik met die hand doe veroorzaakt pij-ijn - weihei! Ik denk dat het een vorm van reuma is, diezelfde vorm waar mijn moeder soms van afziet en die ook mijn grootmoeder parten speelde. Een lijstje van dingen die pijn doen: geld uit een bankautomaat halen, koken, de kurk terug op een fles wijn doen, glazen en borden wegzetten na de afwas, een kraan opendraaien, mijn poep afvegen op het toilet, ... Ik denk dat schrijven minder pijn doet omdat ik dan zo in beslag ben genomen dat ik gewoon niet aan de pijn denk (dank u muze, lieve beschermengel!)

Ja! Ik ben eindelijk terug beginnen schrijven aan de roman! Het einde van de eerste versie nadert... Oh muze, wat zou ik zonder u doen?

Bij deze dank ik ook het Internet omdat ik als een jongentje nog eens over mijn kleine lijden heb kunnen klagen.

Dat was het voor ahora.

Muchos besos.


vrijdag 26 oktober 2007

Sociale beesten

Onze buurman in het appartementsgebouw heet Adolfo, hij moet een jaar of 35 zijn en is muzikant. Hij speelt fagot en ik hoor hem op dit moment oefenen. Een zacht, aangenaam geluid, dat zich elegant doorheen de muren danst. Gisterenavond speelde hij met het orkest van de stad in het Gran Teatro. Jammer genoeg kon ik er niet bij zijn, maar achteraf ben ik mee op café gegaan. De generositeit van de Spanjaarden is welbekend, en ik heb er gisteren met volle teugen van genoten. De rode wijn vloeide rijkelijk, en er waren natuurlijk een heleboel exquise tapas bij. In België houd ik niet zo van geiten- en schapenkaas, maar in Spanje is die... heel erg lekker. Ik houd me hier aan het vegetarisme, maar aan veganisme doe ik niet in het openbaar, want anders kan ik helemaal niets delen van de tapascultuur die hier zo belangrijk is.

Mijn god, Spanjaarden weten wat een verfijnde keuken is. Twee weken geleden ging ik met een privé-student van mijn flagenote mee naar zijn dorp Bonares, een half uur rijden van Huelva. We aten daar in een heel eenvoudig restaurant, maar wat een heerlijkheden kregen we voorgeschoteld! Ik heb twee vegetarische 'raciones' ('porties', groter dan een tapa) binnengewerkt, een orgastische culinaire ervaring. Mijn flatgenote Dina geraakte ook niet uitgepraat over het eten.

Het is zo gemakkelijk om met Spanjaarden aan de praat te geraken, op café of daarbuiten! Laat me even de opmerking maken dat alles wat ik over 'de Spanjaarden' zeg, natuurlijk een veralgemening is. Ik heb het over de dingen die me in grote lijnen opvallen als verschillend van het leven in België. Natuurlijk zijn er evenveel verlegen en gesloten of minder sociale mensen als in België, maar ik vermoed dat de algemene babbelcultuur ervoor zorgt dat het voor sommige mensen (zoals ik) gemakkelijker is om een sociaal leven uit te bouwen. “Charlamos por los codos,” zei een collega vanmorgen nog tegen me: “Wij praten honderduit” (letterlijk vertaald “We praten met onze ellebogen”!) Ooh ja, dat kan ik bevestigen.

Dus heb ik gisteren het halve gemeentelijk orkest van Huelva leren kennen. Het concert was goed geweest en het was er duidelijk van het begin van de 'après' om te doen zoveel mogelijk plezier te maken. Sommigen met en anderen zonder veel wijn of bier, sommigen met en anderen zonder een jointje, maar in hoeverre je ook dronken of high was, je had plezier. In België heb ik vaak het gevoel dat mensen niet genoeg uit hun dak gaan, op een leuke manier bedoel ik dan. Hier vind ik eindelijk mensen die grappen en grollen, honderduit kletsen over van alles en nog wat, spanningen in groep verwerken door te zingen en te lachen. Ik hoef geen zwaarwichtige onderwerpen aan te snijden om over iets te praten (wat ik graag doe, maar cafés zijn er om te lullen, niet?), en ik heb niet de neiging om iets geks te doen omdat iedereen altijd veel te serieus is zoals in België. Ja, ik houd echt van het Spaanse sociale leven, al kan het soms ook té druk, té luidruchtg zijn, maar dan ga ik gewoon naar huis.

In België heb ik ook vaak het gevoel dat àls een jongen of man met me praat, het hem erom te doen is om met me te flirten. Je praat dan over eender welk onderwerp, maar je voelt gewoon duidelijk: dit draait om seks. Extreem banaal en vervelend vind ik dat. Gisteren was er één jongen die seksuele interesse toonde, en die liet dat minder gecomplexeerd en op een eenvoudigere manier weten: Hij zei gewoon enkele keren recht in mijn gezicht dat ik muy guapa was (heel knap). Prima. Heb ik geen problemen mee. Leuk voor mijn ego, en omdat hij de boodschap zonder complexen overbracht, kon ik op een even ontspannen manier reageren. Vanwege de babbelcultuur was er ook mogelijkheid genoeg om over allerlei te kletsen en had ik niet het gevoel dat ik een eendimensionaal seksobject was, wat ik in België (en op andere plekken in de wereld) helaas al heel veel heb moeten meemaken. Zoals iedere vrouw.

Ter verduidelijking vriendjes en vriendinnetjes: Nee, ik heb hier nog geen lief opgeschaard! Ik heb ook geen plannen in die richting. Zeker niet met mannen / jongens. Zeg nooit nooit natuurlijk, maar ik heb me tegen mijn flatgenote en enkele van haar vrienden geout als lesbienne (zo voel ik me al een tijdje, geen idee of dat zal blijven duren, maar het laatste jaar voel ik me echt veeleer lesbisch). Vorige week heb ik zowaar de enige holebidiscotheek van Huelva bezocht met twee vrienden van Dina en een aantal zwaar opgemaakte vrouwen uit omliggende dorpen! Voor herhaling vatbaar, maar alleen omdat het de enige plek is waar holebi's uitgaan en omdat ik wil te weten komen hoe lesbiennes/gays/bi's en transen hier hun leven leiden. Het was ook aangenaam voor mij om eindelijk nog eens butches en sissies te zien en met hen te leuteren tot mijn ellebogen eraf vielen!

Zo, tot hier, er valt nog veel te vertellen maar ik probeer deze stukjes toch enigzins beperkt te houden, dus... Hasta luego! En vergeet me niet te mailen of een commentaar te posten, want ik denk hier ook vaak aan jullie... Dikke kussen uit een warme streek.


zaterdag 20 oktober 2007

Lesgeven tegen het alomtegenwoordige Spaans in

Eindelijk zijn Julien en ik begonnen met lesgeven. Er zijn twee lessenroosters waartussen hij en ik wekelijks afwisselen, zodat we in elke klasgroep eens in de twee weken een les geven. Behalve in het laatste jaar, want daar zijn de leerlingen enorm bezig met de toelatingsproef om naar de universiteit te gaan, en in die proef is er geen mondelinge Engelse test, dus zij zijn niet gemotiveerd om onze lessen te volgen. We geven dus les aan jongeren van elf tot zeventien, en één keer per week ook avondles aan volwassenen. Bovendien spijkeren we ook het Engels bij van een aantal leerkrachten. Dat is erg interessant voor mij, om de verschillen te leren kennen, en te ontdekken hoe je elke leeftijdsgroep het best kan aanpakken. Aan de andere kant zullen we niet echt gebonden geraken aan een groep, en zal de vooruitgang moeilijker te volgen zijn. Er wordt van ons verwacht dat we vooral spreekoefeningen geven, dat we conversatie en uitspraak verbeteren, dus. Daar is in Spanje heel veel nood aan. In Spanje hoor je weinig andere talen dan Spaans (en de regionale talen zoals Catalaans of Baskisch nauurlijk). Alle films en series op televisie worden gedubd. Hier in Huelva, en in andere kleine steden en zeker in de dorpen, zijn er ook weinig buitenlanders, en zij die er zijn leren meestal Spaans. (Hoewel één collega van Dina hier al jaren woont en nog steeds nauwelijks een woord verstaat of spreekt – hoe kan ze hier in godsnaam leven?)

De leerkrachten op onze school zijn ontzettend blij met onze komst. We zijn immers een extra hulp waar niemand lesuren voor heeft moeten inleveren ofzo. Tijdens de lessen zitten de meesten van hen gewoon achterin de klas, en ik geef les. Ik zou ook blij zijn. Maar ze zijn ook ontzettend hartelijk, babbelgraag, nodigen me uit om na school op bezoek te komen, mee uit te gaan.

Ik heb alweer veel geluk met de school waar ik lesgeef: die heeft een goede reputatie. Het is de oudste school van... Andalusië of Spanje, ik ben het even vergeten. De kwaliteit van de lessen is hoger dan op de meeste andere scholen, naar het schijnt, en er zijn dan ook minder problemen met dicipline met de leerlingen. Dit heb ik niet van collega's, maar van andere Spanjaarden aan wie ik vertelde dat ik lesgeef op het Instituto La Rábida. Wat ben ik hier toch een enorme gelukzak!!

Dubben, alles naar het Spaans vertalen, het is een bron van hilariteit voor mij. Probeer eens uit te vinden welke de volgende televisieseries zijn. De antwoorden geef ik bij het volgende bericht.


Perdidos - Gran Hermano - Mujeres Desesperados - Sexo en Nueva York


Deze dvd's zag ik in de supermarkt liggen:

Fama - Cantando bajo la lluvia


En heeft iemand een idee welke superbekende Ierse rockgroep er wordt bedoeld als iemand je vertelt over "oe dos"? (dat is de uitspraak!) Ik zweer je dat vele mensen niet weten dat de rest van de wereld de letter-cijfercombinatie in het Engels uitspreekt!




donderdag 11 oktober 2007

Hier niet veel te melden, bij jullie daarentegen...

Hallo daar!


Velen onder jullie benijden me vanwege het weer hier in vergelijking met de herfst in België. Inderdaad, het is hier nog steeds lekker warm. Of liever, het is hier een sauna. Terwijl jullie binnen blijven vanwege regen of koude, blijven wij in de namiddag binnen omdat het te warm is. Eindelijk begrijp ik het nut van een siësta. Het is logisch: de winkels sluiten om 14.00, wanneer het écht warm wordt, en heropenen pas tussen 17.00 en 18.00, om dan open te blijven tot 21.00. Minder praktisch vind ik de eetgewoonten hier. 's Morgens eten de Spanjaarden haast niets, koffie is het belangrijkste ingrediënt van het ontbijt. Rond 11.00 is er een pauze waarin mensen vaak een broodje eten. De belangrijkste (warme) maaltijd wordt 's middags gegeten. Sommigen drinken er wijn bij en dan word je natuurlijk slaperig en ga je een tukje doen. 's Avonds eten ze pas tussen 21.00 en 22.00! Gevolg is dat vele mensen laat gaan slapen, hoewel ze de volgende dag gewoon gaan werken rond 08.30. Hoe doen ze dat?


Nou ja, niet dat ik daar veel last van heb. Ik ben zelf de onregelmatigheid zelve. Omdat ik overdag haast nooit (rustig) alleen kan zijn, heb ik gelezen in de zalige kalmte van een frisse, door vele krekels bezongen nacht. Een meeslepende roman over Afghanistan, heel leesbaar, bejubeld door Isabel Allende, geschikt voor velen onder jullie: De vliegeraar van Khaled Hosseini. Ik vond het boek zomaar ergens in een hoek in de jeugdherberg van Granada, en toen het er de volgende avond nog lag heb ik het maar meegenomen. Nóg gewicht om terug mee naar huis te slepen. Godzijdank kom ik met kerstmis even naar huis en probeer dan al één en ander mee te nemen.


Momenteel is er van het avonturenfront niet veel te melden. Ik heb de afgelopen week gedaan wat ik overal kan doen: gelezen. Vooral de schoolboeken Engels die ze op onze school gebruiken, eigenlijk. Beetje Engelse grammatica herhaald en lessen voorbereid. Ook een aantal Britse collega's van mijn flatgenote ontmoet. Gedroomd over een internationale toekomst.


Mijn prioriaire droom is echter de roman afkrijgen. Tot nu toe heb ik er in Spanje nauwelijks aan gewerkt. Het lijkt me efficiënter om eerst een beetje ingewerkt te zijn op school en in de stad. Bovendien is het gezond om eens een tijdje afstand te nemen van je schrijfsel, om er vervolgens de miskleunen uit te kunnen halen en zaken te veranderen. Als ik iets hoor of zie over kunstenaars of schrijvers, gaan vlinders in mijn buik echter dwaas rondfladderen.


Sommige mensen die ik voor het eerst ontmoet kijken me angstig aan als ik zeg dat ik uit België kom. "Ah ja, de Vlamingen en de Walen..." fluisteren ze dan verschrikt, alsof ik Julien voor hun ogen in stukken zal scheuren. Dat we niets tegen elkaar hebben, lijkt hun onvoorstelbaar.

Dit is een periode waarin ik het moeilijk heb met onze Belgische politiek. Ik vind de problemen met de regeringsvorming tekenend voor het navelstaren van de politici, media en sommige burgers in de afgelopen jaren. Dat krijg je dan van dat eeuwige gepik op bestuur en bevoegdheden, op geldstromen en werkloosheidscijfers en op andere culturen in Vlaanderen en Wallonië. We hekelden de PS-overmacht terwijl we in Vlaanderen al sinds 1991 met overtuigde fascisten zitten. We namen het steeds verder uiteen drijven van noord en zuid klakkeloos over van de media en van politici die niet in de regering zaten, maar heel invloedrijk waren en zijn.


Volgens mij is de crisis van België dus onze eigen schuld. Net als een Hans Van Temssche die in het hart van Antwerpen een hoop mensen met een niet-blanke huidskleur wilde neermaaien. Het is gemakkelijk om hem een gek te noemen en verder niet na te denken over de context waarin dit gebeurde. Wat dachten jullie van een stad die zich al meer dan tien jaar de hoofdstad van fascistisch Vlaanderen mag noemen? Zo denk ik ook over het gejengel van de onderhandelaars en sommige oppositiepartijen. Ja, het zijn politici, maar wij hebben ze verkozen en we vormen tegenwoordig niet de meest kritische bevolking. Het lijkt of iedereen is ingeslapen onder wattig populisme, onder de knuffels en kusjes van een marketingscampagne die in de plaats van een verkiezingscampagne is gekomen.

Goed, het was maar om jullie te zeggen dat ik hoop dat België niet splitst. De enige redenen die ik daarvoor zie zijn egoïsme van een rijker noorden en meeblaten met de verrechtsing waar we allemaal onder lijden. Terwijl we in Vlaanderen zelf zo lang onderdrukt en misprezen zijn geweest... Waarom komt politiek toch zo vaak daarop neer, op het neerhalen van het ene volk en het verheerlijken van het andere? Vooral dat eerste, waarom moeten we 'de anderen' altijd weer in een slecht daglicht stellen? Hoe vaak zal de geschiedenis zich nog herhalen voor we allemaal grondig beseffen hoe destructief dat is?


zondag 7 oktober 2007

telefoon

Cijfers zijn nooit mijn vrienden geweest. Het telefoonnummer dat ik op deze blog schreef, was fout en dit is het juiste: 0034 671 976 583.
Maar Skype is goedkoper!!

donderdag 4 oktober 2007

Gedonder

Dag iedereen!

Dinsdagavond ben ik teruggekomen uit Granada en de volgende dag moesten we op school aan het werk. Er zijn echter problemen met de uurroosters van de leerkrachten Engels, en daarom sta ik deze week nog niet voor de klas. Dat vind ik best – ik ben nogal moe de laatste dagen.

Het weer is hier niet al te best naar Spaanse normen. 's Nachts en soms ook overdag onweert het. In de buurt zijn huizen ondergelopen en op televisie zie je spectaculaire tsunami-achtige beelden. Het gaat dan weliswaar over één straat die in een rivier veranderde, en dat beeld wordt tot in den treure opnieuw vertoond. De massamedia zijn overal verkloot. Behalve knallende donder en grote bliksemschichten die me uit mijn slaap houden heb ik persoonlijk niet veel last van het weer. De temperaturen blijven naar mijn normen zalig: overdag een graad of 22.

In Granada heb ik me overgegeven aan mijn natuurlijke reflex om op een onbekende plek rond te lopen tot mijn voeten afgesleten zijn tot aan mijn enkels. Vaak verdwaald in de nauwe straatjes van de historische wijk Albaicin, op terrassen cafés con leche gedronken, naar een geweldige flamenco-straatmuzikant geluisterd en na een uur prachtige muziek hem dan toch durven aanspreken, mijn ogen de kost gegeven tot mijn hoofd tolde van oververzadiging, met jonge reizigers gebabbeld in de jeugdherberg in alle mogelijke talen (inclusief een originele mix van Engelse en Spaanse woorden en gebaren met een Japanner) en me gedeeltelijk overgegeven aan de toeristenindustrie.

Ik was nogal gedeprimeerd van die alomtegenwoordige toeristenbusiness. Min of meer opzettelijk heb ik het Alhambra niet bezocht. Het feit dat alles en iedereen je enaartoe stuwt maakt mij opstandig.

In mijn binnenste ben ik een reiziger, maar steden en mooie plekken overal ter wereld zijn tegenwoordig ingepakt in een lelijke cocon van consumptie. Je kan haast niet anders dan daar en daar naartoe te gaan, en wat blijft er over van het oorspronkelijke wonder? Naar mijn mening niet veel. In de afgelopen jaren ben ik niet vaak meer 'op vakantie' geweest, omdat ik geen zin meer heb om uitgeholde paden te bewandelen. Ik probeer in mijn dagelijkse leven dingen te ontdekken. Zo ook hier in Spanje. Ik ben content dat ik in Huelva zit en niet in het geëxotiseerde Granada.

Desalniettemin was ik onder de indruk van het behoorlijk intact gebleven vakantiehuis van de familie van dichter en toneelschrijver Federico García Lorca, waar die laatste een heleboel van zijn werken heeft geschreven. Destijds was dat huis nog buiten de stad gelegen, en kon Lorca net daar schrijven omdat het er zo rustig was. Wat een metamorfose sindsdien. Onze steden zijn monsters van lawaai, pollutie en lelijkheid... Eigenlijk zou iedereen er af en toe moeten uit ontsnappen om dat te beseffen. Misschien ben ik wat gevoeliger dan anderen, maar de ervaring van in een stad zijn of op een groenere plek beïnvloedt mijn lichaam en geest in hoge mate. In een stad is het haast onmogelijk om tot rust te komen, maar je ontmoet er veel mensen en culturen en je krijgt dus allerlei stimulansen. In het groen kan je op adem komen en soms kan je creativiteit zich er daardoor ten volle ontplooien, maar dorpen kunnen ook zó rustig zijn dat ik het er benauwd krijg.

In Granada heb ik kennis gemaakt met een aantal van de honderden Amerikanen, Britten, Belgen, Fransen, ... die aan dit programma van de Junta de Andalucía meedoen. De meesten zijn pas afgestudeerd, ook Julien, een jongen uit Luik die in dezelfde school als ik zal lesgeven.

Het was indrukwekkend om die honderden jongeren in de (veel te dure) hotels en in het Palacio de Congresos samen te zien. Ik sprak met een jongen uit Dallas die het moeilijk had met de Spaanse way of life. Ik herkende zijn verwarring - hulpeloosheid - frustratie van mijn eigen reis naar Congo. Ik heb hem gerustgesteld en gezegd dat hij zeker één of andere manier zou vinden om hier te leven, en dat het geheim is om je er bij neer te leggen zonder je eigenheid uit het oog te verliezen. Blijkbaar zijn vele Amerikanen controlefreaks. Als je ver reist, is dat geen voordeel. Een heleboel dingen overkomen je en je kan er alleen maar mee omgaan. Ik moet hierbij spontaan denken aan mijn meest nonchalante vriendin, die de beste reizigster is die ik ken. Ik zal haar naam maar niet vermelden, maar ze barst vast in een mix van verontwaardiging en lachen uit als ze dit leest. I love you!

woensdag 26 september 2007

praktisch

Morgenochtend vertrek ik naar Granada. Op 1 en 2 oktober moeten alle 'auxiliares de conversación de inglés' daar een 'oriëntatiecursus' bijwonen. Voordien profiteer ik ervan om het beroemde stadje te bezoeken. Het Alhambra, dat zoveel mensen naar adem deed snakken, ik vraag me af hoe ik zal reageren. Zoals gewoonlijk heb ik nog niets gepland, ook geen overnachting.
Ik heb me wel al een Spaanse SIM-kaart aangeschaft. Je kan me bereiken op 0034 671 976 585. Ik veronderstel dat dat goedkoper is dan naar mijn Belgische nummer bellen, maar dat heb ik ook nog op zak. Als je in de komende weken of maanden eens wil Skypen (= gratis bellen!), dan is de naam die je aan jouw lijst moet toevoegen elke.van.royen

Tot gauw!

maandag 24 september 2007

Eerste indrukken

Dag lieve vriendjes en familietjes, cómo estáis? Mij kan het niet beter gaan. Na een trip met een onethische vliegmaatschappij en een busrit van twee en half uur door het dorre Zuid-Portugese en -Spaanse landschap, is een mens geneigd te denken dat de andere kant van Europa even bereikbaar is als de dichtstbijzijnde Ikea. Voor zij die een Europese identiteitskaart en/of geld hebben, uiteraard. Ik ben dezer dagen blij voor mezelf dat toerisme zo'n evident consumptieartikel is geworden... want laat me toch nog maar eens herhalen dat ik helemaal niet van het avontuurlijke type ben, in tegenstelling tot wat velen onder jullie denken. Ik ben alleen maar nieuwsgierig. En als het zo gemakkelijk is in deze tijden van Europese eenmaking en globalisering, waarom zou je dan geen kijkje nemen in een ander land? Jullie waren allemaal zo enhousiast toen ik vertelde dat ik acht maanden in Huelva zou vertoeven, dat ik vermoed dat wel meer mensen de goesting hebben om er op uit te trekken. Doen! Het is heel gemakkelijk als je een rijke Europeaan bent! Geen partner of kinderen hebben (tenzij even reislustige) maakt de zaken nog gemakkelijker. Je moet dan alleen nog werk vinden en je bent vertrokken! Er zijn onder ons zelfs nog rijkere dikzakken dan ik die niet eens een job nodig hebben om er een jaar op uit te trekken! Ongelijkheid kan toch heerlijk zijn.


Zaterdag vertrok ik met de trein van zeven uur 's morgens, en Dietrich heeft elders op deze site minutieus uitgelegd wat er gebeurde tot op het moment van het inchecken in Charleroi. Ik zal zijn volledigheid niet eens benaderen op deze blog. Het ochtendlijke incident, zal ik dat even vanuit mijn standpunt weergeven? Laat me het kort houden. Ik was natuurlijk een beetje zenuwachtig, want ik vermoedde dat op tijd aan het treinstation Gent-Sint-Pieters arriveren waarschijnlijk het moeilijkste onderdeel van de reis zou zijn. Dat klopte. Ik had natuurlijk mijn bagage niet vooraf gewogen, maar dat die bewuste koffer zo zwaar zou zijn, dat had ik niet eens kunnen bedenken. De tram passeerde me rakelings (razernij maakte zich al meester van mij), en hoewel ik niet eens één kilometer ver hoefde, leek het me bijna onmogelijk om die afstand in een kwartier te overbruggen. Tien stappen betekenden meer zweet dan ik hier in Spanje bij dertig graden al heb geproduceerd. Mijn schouders en armspieren zijn misschien niet gescheurd, maar toch behoorlijk op hun elasticieit getest. Toen Dietrich de koffer overnam, kwam ook boven zijn hoofd onmiddelijk een donderwolk zweven, en het gewicht lokte aan hem de opmerking uit dat vrouwen altijd tonnen kleren moeten meenemen. Mij confronteren met stereotypes over vrouwen is in ELKE situatie héél erg te ontraden, maar nog meer wanneer ik al gestresseerd ben... Ik heb trouwens ongeveer honderd boeken meegenomen. Sorry Dietrich, het was de schuld van George Orwell, Virginia Woolf en vele anderen. Ook in Faro was er een behulpzame Britse man die me verweet zoveel schoenen meegenomen te hebben. “Books!” riep ik uit, maar het was een schreeuw in het ijle.



Rond half tien 's avonds kwam ik aan in het appartement dat ik deel met Dina, een erg lieve Britse partyqueen. Zij woont al een jaar in Huelva en geeft Engelse les in een privé-school. Ik had me geen betere ontvangst en kamergenote kunnen wensen... iemand met wie je 'onder-buitenlanders' kunt lachen met de trekjes van de Spanjaarden, iemand die uit Londen komt en dus prachtig Engels spreekt, iemand die dezelfde job heeft, iemand die zingt (voor het lesgeven was zij cabaretière!) en iemand die me onmiddellijk in het sociale leven introduceerde. Iets te snel eigenlijk. “Een vriendin van me geeft vanavond een feestje, kom je mee?” vroeg ze meteen nadat ze me mijn kamer en de rest van het appartement had getoond. Waarom niet? Misschien omdat het een half uur terugrijden was in de richting waar ik net vandaan kwam, omdat ik het Spaans dat hier sowieso al vergelijkbaar is met het West-Vlaams in het Nederlandse taalgebied (onbegrijpelijk wegens inslikken van halve woorden) in de oorverdovende muziek nog minder verstond, omdat ik eigenlijk niet houd van feestjes, en omdat men om twee uur besloot naar een discotheek te gaan, die alweer een half uur autorijden verder was... Tussen drie en vijf stond ik in de overvolle club te slapen tegen een muur die bonsde op het ritme van steeds dezelfde commerciële nummers. Maar het gezelschap heeft wel zonder al te veel uitwisseling van woorden en zinnen mijn hart al een beetje gestolen. Het komt me voor dat sociaal gedrag hier veel vanzelfsprekender is dan in het koude België. Mensen aan elkaar voorstellen gebeurt onmiddellijk en met twee dikke zoenen op de wangen. Volgens Dina kent in Huelva iedereen iedereen, en ook ik werd meteen opgenomen in de groep. Ik vind dat uiterst aangenaam en veel menselijker dan onze verkrampte ineengedoken houding in openbare aangelegenheden. Het zal natuurlijk ook wel nadelen hebben, maar dat merk ik later nog wel.


Zondag heb ik de hele dag geslapen, en vandaag ben ik met Dina voor het eerst een kijkje gaan nemen in mijn school. Een mooi, oud gebouw, en opnieuw heel menselijk contact. Een voorbeeld van de losse sfeer: De coördinator van het project had vandaag zijn zoontje mee naar het werk genomen omdat die niet naar school kon. De verbouwingen in de basisschool zijn nog niet afgerond en de start van het schooljaar werd dan maar met twee weken uitgesteld. Ook de directeur kwam op me over als een mens zonder kapsones, heel gewoon en niet gek onder de terreur van de stress van het begin van het schooljaar die wij zo goed kennen. Wat een verschil met bepaalde directies waar ik vroeger onder heb moeten werken. Nou ja, het is allemaal nog maar een eerste indruk natuurlijk, maar die schijnt toch heel bepalend te zijn. Wat me hier tot nu toe het meeste is opgevallen is het ontbreken van stress en de warme manier van omgaan met iedereen in het dagelijkse leven. Al is het een Franse uitdrukking, dit moet toch een plek zijn waar savoir vivre erg ingebed is. Dina wil alvast niet meer terug naar het stressvolle, drukke Londen, vertelde ze me. Ik ben nog lang niet zover, maar ik kijk toch uit naar het ontdekken van het leven hier.


Veel liefs en knuffels!

woensdag 1 augustus 2007

Huelva? Wasda?

Huelva is een stadje van een goede 150.000 inwoners in een gelijknamige provincie. De stad ligt aan zee, op 45 kilometer van de grens met Portugal, en op 90 kilometer van Sevilla. De rivieren de Tinto en de Odiel komen er samen. Volgens historici werd de stad ongeveer duizend jaar voor Christus gesticht door de Feniciërs. Door hen, en door de Grieken en de Romeinen, werd de stad Onoba genoemd. De Arabieren noemden de stad Walbah, en uiteindelijk werd het dus Huelva op z'n Spaans. Die lange geschiedenis heeft sporen achtergelaten, onder andere van een Romeins aquaduct. Christoffel Columbus legde hier contacten die hem geld en toestemming opleverden om Amerika te gaan 'ontdekken'. Heel wat later, op het einde van de 19de eeuw, kwamen er veel Britten naar de stad, aangetrokken tot de mineralen uit de mijnen in het noorden van de provincie Huelva. In 1964 gaf Franco zijn goedkeuring voor de uitbouw van een chemisch industriecomplex dat nu meer dan 1500 hectaren groot is... Enerzijds zorgde dat voor economische ontwikkeling van de regio, anderzijds kwam er ook een enorme milieubelasting van...

Schrijven!

Schrijven, op andere manieren artistiek bezig zijn (zingen, ...), een beetje sociaal geëngageerd zijn en een beetje kritisch: that's me.

Ik schrijf, en ik schrijf soms over dingen die ik zelf heb meegemaakt, maar weet het volgende: alles wat ik schrijf is voor maximaal vijf procent autobiografisch! Een leuke tekst gaat voor alles, en wat is er nu vervelender dan volledige waarheidsgetrouwheid? In een scène uit de film 'Mulholland Drive' merkt een cabaretier trouwens terecht op: "It is all an illusion!"

Aan jou dus om uit deze blog jouw eigen werkelijkheid te halen. Al zou je dat sowieso gedaan hebben.