Joder niña, de dingen gaan niet altijd zoals je ze zou zien willen gaan. Zondag, maandag en dinsdag liet Hij de regensluizen opengaan en werden allerlei processies daardoor afgelast, met tranen en geweeklaag tot gevolg.
Niet dat ik me dat erg aantrok, want ik zat in een populair wit dorp voor de honderdveertiende keer te crashen in mijn zieke lichaam, maar met een keicoole ridder aan mijn zij die echter ook niet wist van welk hout pijlen maken, maar wie zou haar dat kunnen verwijten! We hebben gelukkig ook
Thelma & Louise gezien, zij is gaan fietsen en ik ben blijven schrijven.
Toen Kristien en ik de hoek wilden afslaan om in mijn straat terecht te komen, botste ik letterlijk op Caroline! Onze drie-eenheid was een feit. In een nacht die als bloedig werd aangekondigd, maakte haar zwarte zakmes mijn verdriet nog eens los en heb ik voor alle verloren schapen (vooral voor mijn eigen) gehuild en geroepen dat ik dood wilde. NB: Ik kom er voor uit omdat ik toch al opkom voor de rechten van het okselhaar, de illegalen en de queer mensen, dus kunnen de diepverdrietigen er ook wel bij. Er wordt gesneden en gesprongen en gedrugst bij de vleet, leer het maar onder ogen zien, dan kan er misschien wat aan gedaan worden ook.
Vrijdag kon ik in Huelva toch nog een glimp opvangen van de traditionele paasoptochten. Indrukwekkende beeldengroepen van het lijden van Christus werden door de straten gedragen, omgeven door wierook, door boetelingen in maskerade à la ku klux clan en door fanfares met jankende trompetten. Het leek me tegelijkertijd een gezellig familieuitstapje, een lege traditie en een oprechte, koppig volgehouden belijdenis. Mij persoonlijk ontroerde het gemeenschapsaspect. Iets wat iedereen op een bepaalde plek verbindt, dat vind ik soms geweldig, omdat het zo ontzettend menselijk is en omdat dat in mijn omgeving jammerlijk verdwenen is (behalve dan bij EVA* af en toe misschien, jaaah!) Shit man, ik ben dol op ons individualisme en tegelijkertijd zal ik het met graagte héél diep de grond in boren.
Ik wilde eens een dagje alleen zijn, zei ik, om tot mezelf te komen. Dus liet ik mijn twee (mooie, slimme, grappige, moedige) Belgische vriendinnnen en (grappige, schuchtere, slimme) Julien een dag voor mij naar het iets noordelijkere Aracena vertrekken. Het werd een gedoe om hen uiteindelijk daar te vervoegen. Ten eerste wilde mezelf niet tot mij komen, en ten tweede wordt er tijdens de Semana Santa nu eenmaal nauwelijks gewerkt en dus ook niet met de bus gereden. Wat later dan gepland kon ik echter volop meegenieten van het vleesparadijs dat die bergstreek bleek te zijn, de ijzige wind en vooral de stortregen toen we naar de camping liepen. En toen we daar aankwamen, het haardvuur in de bar en de Sevillianen die mij zomaar een extra deken voor de nacht aanboden. Wat trouwens nodig was, want ik had me per abuis een kinderslaapzak aangeschaft en mijn boezem was er ZEKER afgevroren zonder dat (uiteraard naar ham geurende) deken.
De volgende dag scheen de zon weer, het bleef koud. Wij wandelden en roosterden zeedieren, stukjes landdieren en groenten. 's Avonds misten we bijna de bus, maar er waren weer twee verlegen jongens die ons vieren zonder enig eigenbelang in hun rammelkar van de camping naar het busstation reden.
Momenteel ben ik echt dankbaar voor het bestaan van Caroline, Kristien en Julien, want in nood kent men zijn vrienden.
Wij leven verder van dag tot dag, laten traan na traan, vloek na vloek, maar versagen niet.
*zie www.vegetarisme.be